dinsdag 24 augustus 2010

Geloof, werken en de dood in de pot.

Afgelopen weekend was ik op het Flevo Festival. Ik bezocht daar o.a. een programma van Herman Wegter van het TV-programma De Kist wat hij bij de EO maakt over de dood. Hij confronteert daarin zijn gasten met een grafkist en ondervraagt ze over hoe ze tegen de dood aankijken.
In een bepaalde aflevering werd ene Sander de Kramer geïnterviewd. Nog nooit had ik van deze persoon gehoord, maar zijn verhaal was zeer ontroerend. Hij vertelde dat hij negentig kinderen uit de diamantmijnen van Sierra Leone had gered. Er overkwam hem iets waardoor hij het moést doen, ook al zou het zijn dood worden. Door precies de juiste persoon te ontmoeten en nog meer toevalligheden die na elkaar volgden lukte het. Zag Sander de Kramer hierin nou ook de leiding van God?
Na enig aandringen van het publiek gaf Sander inderdaad toe dat hij hierin wel de leiding van God zag. Wat zou God tegen hem zeggen als hij in de hemel kwam? “Goed gedaan jochie...”, op een manier waarop hij Sander aan het lachen zou maken. God heeft immers wel humor.
Sander weet niet of God bestaat, maar hij denkt het. Hij hoopt het.
Toen kwam er een vraag uit het publiek. “Geloof jij dat God mensen na de dood een tweede kans geeft?” Dat had Sander inderdaad gezegd in het TV-fragment wat op Flevo werd getoond. Mensen zijn nooit helemaal slecht of helemaal goed, dus waarom zou God ze wel zo zwart wit beoordelen? “Nee hoor, je kunt nog zulke goede dingen doen, als je niet in Jezus gelooft ga je voor eeuwig naar de hel. Waarom probeer je eigenlijk te bewijzen dat je zo goed bent?” Met andere woorden: daar schiet je bij God toch niets mee op als je niet in Jezus gelooft. Sander antwoordde dat het voor hem geen bewijsdrang was, maar een innerlijke drive, die kinderen moésten gered worden.
“Waarom zoek je dan niet verder naar God en pak je zelf die eerste kans niet?”
Ik schaamde me voor deze reacties uit het publiek. Ik zag in Sander iets van een goddelijk ingrijpen waardoor kinderen uit de hel van de diamanthandel werden gered. Ik vond het bijzonder hoe Sander zonder grote woorden zei dat deze ervaring het al ís, waar zou hij dan verder naar op zoek moeten gaan?
Ik herinner me dat ik van Leo Feijen op Flevo ook eens wilde weten hoe hij nu over het hiernamaals dacht. Hij schreef een mooi boek over het sterven van zijn vader. Maar gelooft hij wel in de opstanding, vroeg ik mij af. Misschien schaamde iemand zich wel voor mijn vragen toen. Ook Brian McLaren kent dit fenomeen. Als hij schrijft over opkomen voor de armen, zorgen voor de planeet, is de eerste vraag die hij van christenen krijgt: hoe denk je over verzoeningstheorie? Oftewel, geloof jij wel volgens onze checklist?
Zou God te zwart wit zijn om enigszins verblinde christenen zoals wij een tweede kans te geven na dit leven? Wellicht mogen wij dan ingeschakeld worden om mensen uit de hel te redden, naar het voorbeeld van Sander. Ik weet het niet zeker. Maar ik heb een vermoeden. Ik hoop het. God heeft immers wel humor.