zondag 5 september 2010

Aus einem Guß - Interview met Johan van den Berg

Sinds iets meer dan een jaar volg ik @Jominee op Twitter. Zijn echte naam is Johan van den Berg en hij is predikant in de PKN. Volgens mij ben ik hem gaan volgen net nadat het boek van Boele Ytsma, Van de Kaart, uitkwam en zich hierover een discussie ontspon op Twitter. Johan gaf aan dat hij wel ongeveer hetzelfde dacht als Boele, maar dat hij hier geen crisis voor nodig heeft gehad. Ook zag ik Johan regelmatig twitteren over de kwestie Israël/Palestina. Het werd tijd voor een interview.

Vertel eens wat over je achtergrond. Hoe ben je predikant geworden? Welke denkers hebben je opvattingen beïnvloed? Wat heeft je leven getekend?

Ik ben geboren in 1964 en opgegroeid in een (synodaal) gereformeerde familie in de Achterhoek. Na een christelijke lagere school in Eibergen bezocht ik de rooms-katholieke middelbare school in Groenlo. Ik ben afgekeurd voor de Burgerluchtvaartschool en ben toen mijn tweede keuze gevolgd: studie Arabische Taal en Cultuur aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (tegenwoordig: Radboud Universiteit). Aan het einde van die studie ben ik tijdens een studieverblijf in Caïro tot “bezinning” gekomen en heb besloten dat ik daarna theologie wilde studeren in Kampen om dominee te worden. Zo gezegd, zo gedaan (in gepast tempo) en in 1998 afgestudeerd als theoloog. Nu ben ik werkzaam als gemeentepredikant in mijn tweede gemeente: de (gereformeerde) Sionkerk in Ameide (PKN).
Ik kan niet echt denkers noemen die mijn leven hebben beïnvloed. Van velen heb ik veel opgestoken en geleerd. Wat mijn leven heeft getekend: het overlijden van mijn moeders. Mijn eigen moeder overleed toen ik 16 was aan een hartstilstand. Mijn tweede moeder (met wie ik op z’n minst zo’n goede band had) is zeven jaar geleden om het leven gekomen bij een auto-ongeluk. Toen mijn vader net mijn tweede moeder had leren kennen – ik was toen 21 en studeerde in Nijmegen – heeft hij kort na elkaar drie hartinfarcten gehad. Ook dat heeft mijn leven getekend, in de zin dat ik besef dat allerlei narigheid je zomaar ongevraagd kan overvallen. Ik ben meer van dag tot dag gaan leven daardoor: geniet van het goede dat je vandaag wordt toegeworpen en leef vandaag. Ik snap weinig van mensen die zich onnodige moeiten op de hals halen, ook in theologisch opzicht.
Belangrijke bijbelteksten zijn voor mij:
  • het Grote Gebod
  • de Bergrede
  • Micha 6:8
  • Prediker 3:13
Bedoel je hiermee dat mensen zich niet onnodig zouden moeten bezighouden met theologische vragen?
Met nadruk op “onnodig”. Wellicht zouden mensen zich moeten afvragen: “Helpt het mij echt verder in mijn geloofsleven als ik op deze vraag een antwoord krijg?” of: “Voegt het antwoord op deze theologische vraag concreet iets toe aan mijn dagelijkse geloofspraktijk?”
Een valkuil bij mijn houding is mogelijk dat je in theologisch opzicht te lui wordt en te snel denkt: waarvoor zou ik de moeite doen… Het is dus geen pleidooi om het theologiseren te vermijden. Maar als het om de adiafora van het geloof gaat, dan moet je het jezelf en anderen niet te moeilijk maken.

Wat is het evangelie?
De blijde boodschap dat het Koninkrijk van God nabij is (onder ons, in ons midden) en dat daarin ook voor ons een plaats is vrijgehouden door de grote liefde en genade van God. Ik besef dat Jezus die plaats voor mij heeft gereserveerd en mij in zijn Vaders naam oproept om bovenstaande Bijbelwoorden in praktijk te brengen tot eer van God en tot heil van de mensen.

Wat is het wezenlijk nieuwe dat met de komst van Jezus aanbrak? Het Koninkrijk van God, is dat iets wat ervoor nog niet bestond, nog niet nabij was voor mensen die in intimiteit met God omgingen?
De kern van het nieuwe is denk ik “de liefde”, die door Jezus tot het ijkpunt van waar geloof wordt gemaakt: als antwoord op Gods liefde voor ons mensen, vraagt Jezus om onze liefde voor God. Daarbij breidt hij die roeping uit buiten het joodse volk: het gaat om “al zo lief had God de WERELD”.
Je kunt niet zeggen dat dit “nieuwe” iets anders is dan voorheen is verkondigd. Jezus radicaliseert die boodschap echter met de eis dat het niet (langer) om het uitvoeren van opgelegde geboden moet gaan, maar om het “van harte” beantwoorden van Gods liefde zoals Hij het in het Grote Gebod verwoordt.
Het gaat niet langer om knechtschap, maar om vriendschap, zoals het door Jezus wordt verwoord in Joh. 15:15vv – “Ik noem jullie geen slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb. Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht.”

Wat is jouw uitleg van het begrip Triniteit en het belang ervan voor vandaag?
De Triniteit is een theologisch denkmodel dat probeert te benaderen hoe God ons in ons dagelijks leven tegemoet komt. Ik gebruik daarvoor de metafoor van de zon of van het vuur: God is als een vuur: de vlam (de Vader) zou mij verteren maar hij geeft het licht (de Zoon) dat mij de dingen laat zien zoals ze zijn, en de warmte (de Geest) die mij koestert en mij kracht geeft om mijn werk te doen.
Het belang ervan is dat je ontdekt hoe veelzijdig God is en op hoeveel manieren Hij zich aan ons “laat zien”. Het voorkomt een vastleggen van God in monolithische beelden en gedachten.

Schuilt er niet ook een gevaar in het trinitarisch denken? Juist in het vástleggen van de relatie tussen God, Jezus en de Heilige Geest in een formule? Kunnen we het niet gewoon houden op de tekst van de Bijbel en deze voor meerdere interpretaties open laten?

De trinitarische formule is allereerst doxologie. Ze komt uit de liturgie van de vroege gemeente (voor zover ik weet) en is pas later theologisch uitermate grondig doordacht. Denk aan het zendingsbevel dat je al in Mat. 28:19 tegenkomt. Ik houd het dus op de tekst van de Bijbel in dezen. Tegelijk begon ik niet voor niets mijn antwoord met te zeggen dat de Triniteit een theologisch denkmodel is, net zoals je bij scheikunde die leuke bolletjes-met-stokjes constructies hebt om duidelijk te maken hoe moleculen in een stof zich mogelijk (!) tot elkaar zouden (!) kunnen verhouden. Het is een mogelijke benadering van hoe de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zich tot elkaar verhouden, beredeneerd vanuit de Schrift en de ervaring die gelovigen met God hebben.
Net als bij alle goede dogmatiek geldt dat het dogma allereerst doxa (lofprijzing) moet zijn: dus niet tot bevrediging van onze intellectuele capaciteiten, maar tot verheerlijking van Gods naam. En om te proberen (!) een antwoord te vinden op de in de evangeliën herhaaldelijk gestelde vraag: Wie is toch deze? Het gaat erom God te verhelderen voor de mensen. Niet om Hem vast te leggen, maar om met elkaar over God in gesprek te blijven.

Sola Scriptura?
Ja – maar dan in samenhang met de andere “sola’s” (Sola gratia • Sola fide • Solus Christus • Soli Deo Gloria). Met name de eerste drie als grondslag voor de reformatie zijn m.i. van belang. Naast en buiten de Schrift om zijn er vele manieren om iets van God te ontdekken en te ervaren in ons leven. Maar er dreigt een ongebreideld geloofssubjectivisme te ontstaan als we ons gezamenlijke doen en spreken niet steeds weer ijken aan de Schrift. Dat is de controleerbare (!) bron die wij als christenen gemeenschappelijk hebben. Daaraan kun je ook toetsen of “uitingen van de Geest” wel of niet authentiek zijn.
Wat buiten de Schrift om tot ons komt, kan zeer opbouwend en leerzaam zijn – en zelfs onmisbaar. Maar het heeft alleen bestand als het voortbouwt op het fundament dat ons in de Schrift wordt aangereikt.

Kun je iets meer vertellen over wat dit fundament precies is?
Jezus Christus – om het Paulus na te zeggen: … en die gekruisigd. Je kunt ook zeggen: Jezus’ visie op God en zijn uitleg van de TeNaCH/Thora/Schriften. Die uitleg is te vinden in de Schrift alleen. Dat we dat soms te weinig vinden, dat we graag onze eigen vragen aan Hem hadden gesteld, dat is óns probleem.

Alverzoening, een dwaalleer?
Waarom een dwaalleer? Ik geloof dat de Alverzoening de diepste wens van God zelf is. Hij laat ons de keuze. Als iemand niet met God verzoend wordt, is dat in elk geval noch Gods verlangen noch Gods werk. Het werk door Christus volbracht is ruim genoeg om aan ieder mens genade in overvloed te bieden. Het afwijzen van Alverzoening door christenen, is in dat licht dus een smoes om niet ieder mens als (dwalend) schaap van Christus’ kudde te zien en te behandelen. Het is niet aan de Kerk om het aanbod van de genade al bij voorbaat in te perken en te beperken tot een bepaalde groep. De Kerk mag en moet het aanbod van Gods genade breed zaaien. Het oogsten is een zaak van Gods engelen. De Kerk hoort ervoor te bidden dat allen zich met God zullen laten verzoenen. Of dat uiteindelijk ook gebeurt, weet God alleen. Wij hebben echter uit te gaan van het maximaal haalbare – en zou dan voor God iets onmogelijk zijn?

Mooi gezegd! Hoe zie je de rol van Israël vandaag en in de toekomst?
Ah, dan is de eerste vraag: over welk Israël hebben we het? Het oude volk uit de Bijbel, zoals het aan Abraham is beloofd en later door de woestijn trok naar het beloofde land? Hebben we het over de joden uit Jezus’ tijd? Over het joodse “volk” in diaspora? Over de Joodse Staat, de republiek Israël die in 1948 door zionisten is uitgeroepen?
Je mag het volk Israël in Bijbelse zin Gods “eerstgeborene” noemen. Maar we weten ook dat het eerstgeboorterecht in Gods ogen geen onwrikbaar instituut is (zie Esau en Jacob). Ook joden zelf kunnen er zich – naar het Bijbelwoord – niet op beroepen: God kan uit stenen kinderen voor/van Abraham scheppen als het nodig is (Mat. 3:9). De taak van Israël in de wereld is het zichtbaar maken en uitbreiden van Gods heil in deze wereld: het heil is UIT de joden, maar niet uitsluitend VOOR de joden, maar voor alle volken!
In meer specifieke zin wordt dit zichtbaar en verwerkelijkt in Jezus van Nazaret. Een man uit het joodse volk, wiens boodschap van heil en zegen allereerst tot zijn eigen volk, maar allengs ook meer en meer voor de volken uit de heidenen bestemd was.
Daarmee is het hek van de dam: het evangelie voor de heidenen! Het antwoord op de vraag of daarmee nu de rol van het volk Israël is uitgespeeld, hangt m.i. af van het antwoord op de vraag in hoeverre dat volk zich nog steeds in dienst stelt van de Goddelijke opdracht om het heil des Heren in onze wereld bekend te maken.
De staat Israël zou daar een rol in kunnen spelen, voor zover deze staat “heil voor de volken” belichaamt. Zolang dat (nog) niet het geval is, kan die staat niet gelijkgesteld worden aan het bijbelse Israël en nog veel minder – zoals sommige christenzionisten het in extremis voorstellen – in de plaats komen van Christus zelf. De staat kan enkel een rol spelen voor zover hij zich conformeert aan de geboden van Christus (Grote Gebod, Bergrede). En dan ben je naast het sola Scriptura, sola Fide en sola Gratia aangekomen bij solo Christo/solus Christus. Maar mag je dat van een staat verwachten? Van Nederland doen we dat toch ook niet? En dus vind ik dat we de staat Israël net zo moeten bekijken en beoordelen als alle andere staten – het is een menselijke onderneming met alle feilen van dien.

Kunnen we als christenen iets van het hedendaags jodendom leren? Misschien rabbijnse exegese? Een manier van denken? Tolerantie voor meerdere interpretaties?

Dat lijkt mij wel, zolang het niet op basis van dweperij of van schuldgevoelens jegens het jodendom gebeurt. Je moet beseffen dat de hedendaagse rabbijnse theologie even ver van de tijd van Jezus en van die van de aartsvaders af staat als de hedendaagse christelijke theologie. Het jodendom moet evenveel en even grote hordes tot de teksten overbruggen als wij christenen. De vooronderstelling dat joden automatisch dichter bij de Thora staan dan christenen, is in dat licht niet houdbaar. De Thora is evenzeer “ons Boek” als “hun Boek”. Christenen (uit de joden en uit de heidenen) lezen het Oude Boek “door de bril van rabbi Jezus van Nazareth”. Dat is hun volste recht, hun voorrecht zou ik zeggen. Dat rabbijnse exegese iets kan toevoegen aan onze waardering voor Schrift en Evangelie lijkt me daarnaast evident. De kunst van het schriftgesprek met het hedendaagse jodendom lijkt mij, dat wij als christenen een terechte houding van bescheidenheid ten opzichte van de joodse Schriftinterpretaties niet moeten laten verworden tot een houding van onwetendheid of zelfs “tweederangsheid”. De christelijke interpretaties (op grond van de woorden van Rabbi Jezus) mogen en kunnen op gelijke voet met de joodse interpretaties in gesprek worden gebracht. In zo’n sfeer van gelijkwaardig gesprek valt er voor ons en onze gesprekspartners denk ik veel moois over onze God te ontdekken.

Welk onderwerp keert steeds weer terug op je pad?
De tekst waarmee ik intrede heb gedaan in mijn eerste gemeente (Pesse): 1 Corinthiërs 13. En dan met name de verzen 1 t/m 3.
In het licht daarvan komt ook steeds weer de visie van de kerk op Israël op mijn tafel. Want er is heel veel Israëltheologie, waarin de staat Israël (en ook het volk) wordt verafgood, en waarbij een theologie wordt gehanteerd die volslagen liefdeloos is tegenover de Palestijnen, de Arabieren en de moslims in het algemeen. Daar waar de waarheid liefdeloos wordt gepredikt over de ruggen van onze naasten, verwordt zij tot een leugen van de allerergste soort. En daar blijf ik mij tegen verzetten – het kan allemaal nog zo waar zijn en nog zo sluitend beredeneerd, zonder liefde stelt het geen ene moer voor.

Johan, hartelijk dank voor jouw bereidheid om mee te doen aan dit interview en voor jouw openheid.
Eigenlijk jammer dat we over deze vragen hier niet nog langer kunnen doorpraten. Mijn antwoorden zijn voor de vuist weg opgeschreven, zonder herziening achteraf, zoals ik meestal spreek en schrijf: "aus einem Guß". Dus er valt zeker nog meer over te zeggen, maar voor nu zeg ik: "Ik heb gezegd. Dixi."