vrijdag 21 november 2008

Waarheid in de hemel en op aarde


"Rabbi Simon sprak:

Toen God Adam zou gaan scheppen, raakten de dienende engelen verdeeld in twee kampen. Sommigen zeiden: 'Laat hij geschapen worden.' Anderen zeiden: 'Laat hij niet geschapen worden.' Daarom staat er geschreven: 'Genade en waarheid botsten opeen, recht en vrede raakten slaags' (Psalm 85:11).
De genade sprak: 'Laat hij geschapen worden, want hij zal genadige daden doen.'
De waarheid sprak: 'Laat hij niet geschapen worden, want hij zal vol zijn van valsheid.'
Het recht sprak: 'Laat hij geschapen worden, want hij zal rechtvaardige daden doen.'
De vrede sprak: 'Laat hij niet geschapen worden, want hij zal nooit ophouden met twisten.'
Wat deed de Heilige, gezegend zij Hij? Hij nam de waarheid en wierp die tegen de aarde.
De engelen spraken: 'Koning van de kosmos, waarom doet U zo met waarheid, uw eigen zegel? Laat de waarheid van de aarde opstaan.'
Daarom staat er geschreven: 'Laat waarheid opspringen van de aarde' (Psalm 85:12)."

Dit is een gedurfde theologische interpretatie. Ze suggereert dat God op twee gedachten hinkte voordat Hij de mens schiep. Ja, de mens is in staat tot groot betoon van altruïsme, maar hij is ook voortdurend in oorlog. Mensen vertellen leugens en zijn vervuld van twist. God neemt de waarheid en werpt die ter aarde, hetgeen betekent: wil het leven leefbaar zijn, dan mag de waarheid op de aarde niet zijn wat ze in de hemel is. In de hemel mag de waarheid platoons zijn - eeuwig, harmonieus, stralend. Maar de mens moet niet naar zulke waarheid streven. Als hij het toch doet zal hij conflict teweeg brengen in plaats van vrede. Mensen doden omdat ze geloven dat ze de waarheid bezitten terwijl hun tegenstanders dwalen. Laat in dat geval, zegt God door de waarheid ter aarde te werpen, de mensen leven met een andere standaard, één die zich bewust is van zijn beperkingen.

Uit: Leven met verschil, Jonathan Sacks. Uitgeverij Meinema. Geplaatst met toestemming van vertaler Piet van Veldhuizen.

dinsdag 18 november 2008

De Maskilim - Menno Haaijman


De Maskilim zullen het begrijpen en velen tot inzicht brengen...

De debuutroman van Menno Haaijman ligt sinds kort in de boekhandel. Het betreft een zogenaamde literaire thriller waarin de joodse hoofdpersoon Jacob Klein, professor in de eschatologie, zowel privé als carrièrematig in de meest penibele situaties terecht raakt.

Zelf vind ik de sfeer en kwaliteit te vergelijken met boeken als 'De Ontdekking van de Hemel' van Mulisch, 'De Verborgen Geschiedenis' van Donna Tarrt en 'De Kabbalist' van Geert Kimpen. Vanaf het begin was ik gevangen in het verhaal en regelmatig kon ik mijn lachen niet inhouden vanwege de dosis humor die er ook in het boek te vinden is. Het boek kenmerkt zich door de poging om een realistisch beeld neer te zetten van de tijd die voorafgaat aan de komst van de Messias voor het volk Israël. Als alternatieve vorm van bijbelstudie is het boek dus ook te gebruiken. Echter, de gelovige die snel geshockeerd raakt door gedetailleerde vrijscènes kan het boek beter links laten liggen.

Meer informatie: http://www.demaskilim.nl/

vrijdag 14 november 2008

Parabel van de stem (III) - Hermann Broch

Ze gingen huiswaarts om te beraadslagen en toen zij de volgende dag voor de rabbi stonden, wisten ze, dat ze dicht bij de oplossing waren. Hun woordvoerder sprak aldus:
'U heeft ons de weg gewezen, Rabbi, want we hebben erkend dat de wereld die de Eeuwige, zijn Naam is geheiligd, heeft geschapen, in de tijd bestaat en dat daarom ook de schepping, die immers tot het geschapene behoorde, een begin en een einde nodig had. Maar omwille van het begin moet de tijd ook daarvóór al aanwezig zijn geweest en voor het tijdperk vóór het begin van de schepping waren de engelen present ? om met hun vleugels de tijd te doorsnellen en die te dragen. Zonder de engelen zou Gods tijdeloosheid niet eens kunnen bestaan, waarin ? volgens zijn heilige decreet ? de tijd is ingebed'.

Rabbi Levi bar Chemjo leek tevreden en zei:
'Nu zijn jullie op de goede weg. Nochtans, jullie eerste vraag had betrekking op de stem, die de Eeuwige in zijn heiligheid tot de schepping heeft gericht ? hoe staat het dan daarmee?'
Daarop zeiden de leerlingen:
'Het heeft ons veel moeite gekost om bij het punt uit te komen dat we u hebben uiteengezet. Maar aan de laatste vraag, die onze eerste was, zijn we niet toegekomen. Nu u ons weer goed gezind bent, hopen we, dat u ons het antwoord wilt geven.'
'Dat zal ik doen', zei de rabbi, 'en het zal kort zijn'.
Dus hij hief aan:
'In ieder ding dat hij, wiens Naam is geheiligd, heeft geschapen of nog zal scheppen, treedt ? hoe kan het ook anders ? een deel van zjn geheiligde eigenschappen in. Wat echter is zwijgen en stem tegelijk? Waarlijk, vóór alle dingen die ik ken, is het tijd, die over die dubbele eigenschap beschikt. Ja, het is de tijd, en hoewel ze ons insluit en ons doorstroomt, doet ze dat stom en stilzwijgend. Maar wanneer we oud worden en leren te luisteren naar wat achter ons ligt, horen we een zacht gemurmel, en dat is de tijd die we achtergelaten hebben. En hoe verder we achterwaarts luisteren, hoe beter we hiertoe in staat zijn, des te duidelijker horen wij de stem van de tijden, het zwijgen van de tijd, die hij in zijn heerlijkheid heeft geschapen om zijn wil, maar ook in háár belang, om de schepping voor ons te kunnen volbrengen. En hoe meer tijd is vervlogen, des te machtiger dringt de stem van de tijden tot ons door; wij zullen met haar groeien en aan het einde van de tijden zullen we haar begin vatten en de oproep tot scheppen horen, want dan zullen wij het zwijgen van de Eeuwige horen in de heiliging van zijn Naam.'
De leerlingen zwegen aangedaan. Maar toen de rabbi niets meer toevoegde, slechts stil bleef zitten en zijn ogen gesloten hield, gingen ze zachtjes naar buiten.

Geplaatst met toestemming van vertaler Etienne Denneboom

donderdag 13 november 2008

Parabel van de stem (II) - Hermann Broch

'Laat mij met een wedervraag antwoorden. Waarom heeft hij, die zich in zijn geheiligde Naam heeft verkondigd, ervoor gekozen de engelen om zich heen te scharen? Om hem te helpen soms, hoewel hij toch geen enkele hulp nodig heeft? Waarom heeft hij zich met hen omgeven, terwijl hij toch aan zichzelf genoeg heeft? Nou, ga naar huis en denk daar eens over na'.
Ze gingen naar huis, verwonderd over de wedervraag die hij hun had gesteld, en nadat zij de halve nacht hadden gewikt en gewogen, keerden zij 's morgens terug bij hun leraar en wisten hem verheugd te melden: 'Wij geloven dat we uw vraag hebben begrepen en haar kunnen beantwoorden'.
'Laat eens horen', zei Rabbi Levi Chemjo.
Ze gingen aan zijn voeten zitten en hun woordvoerder zette uiteen wat zij uit zijn woorden hadden opgemaakt:
'Omdat volgens uw uitleg, Rabbi, voor Eeuwige, wiens Naam is geheiligd, zwijgen en spreken net als al het tegenovergestelde, altijd hetzelfde betekent, dus ieder zwijgen van hem ook zijn spreken bevat, maar hij besloten heeft dat een spreken dat niemand hoort, zinloos zou zijn, net zo zinloos als een handelen dat zich beweegt in een ruimte die verstoken is van enige schepping, daarom achtte hij het nodig dat de engelen hem luisterend omgaven ? om zo zijn heilige eigenschappen te vervullen. Daarom heeft hij zijn stem tot hen gericht, toen hij de schepping sommeerde en zij, die het geweldige werk meemaakten, raakten daarvan zo uitgeput dat zij toe waren aan rust; daarom rustte hij met hen op de zevende dag'.

Groot was hun schrik toen rabbi bar Chemjo in lachen uitbarstte; hij lachte, en van het lachen werden zijn ogen klein boven zijn baard:
'Dus jullie houden de Eeuwige, wiens Naam is geheiligd, voor een grappenmaker die optreedt voor zijn engelen? Voor een goochelaar op de jaarmarkt, die met zijn stafje zwaait en zijn kunststukjes aankondigt? Ik zou bijna denken dat hij narren als jullie heeft geschapen om nog eens te kunnen lachen, net als ik nu, want waarlijk, zijn ernst is lachen en zijn lachen is zijn ernst'.
Zij schaamden zich, maar waren niettemin blij de rabbi zo vrolijk te zien. Daarom vroegen ze:
'Help ons nog een beetje verder op weg, Rabbi'.
'Dat wil ik wel doen', antwoordde de leraar, 'ik zal het doen en mij hierbij opnieuw van een wedervraag bedienen. Waarom heeft de geheiligde God zeven dagen voor zijn schepping gebruikt, terwijl hij die toch ook in één ademtocht had kunnen volbrengen?'

Geplaatst met toestemming van vertaler Etienne Denneboom.
(wordt vervolgd)

woensdag 12 november 2008

Parabel van de stem - Hermann Broch

Uit 'Levend Joods Geloof', recent exemplaar van het liberaal-Joodse magazine wat ik in de bibliotheek tegenkwam. Het vormt de inleiding van de roman 'Die Schuldlosen' van Hermann Broch. Ik vond het speciaal genoeg om op mijn blog te vermelden.

Op een dag kwamen de leerlingen van Rabbi Levi bar Chemjo, die meer dan tweehonderd jaar geleden in het Oosten leefde, bij hun vermaarde meester en vroegen hem:
'Waarom, Rabbi, heeft de Eeuwige, wiens Naam is geheiligd, zijn stem verheven toen hij begon met de schepping? Als hij met zijn stem het licht, de wateren, de sterren en de aarde ? inclusief de wezens die zich daarop bevinden ? had willen aanspreken en in het bestaan had willen roepen, dan zouden zij al voorhanden moeten zijn geweest om hem te horen en zijn bevel te volgen. Maar niets daarvan wás voorhanden; niets daarvan kon hem horen, want hij heeft het pas gemaakt nadat hij zijn stem had verheven. Dat is nu onze vraag'. Rabbi Levi bar Chemjo fronste zijn wenkbrauwen en met duidelijke tegenzin antwoordde hij: 'Het spreken van de Eeuwige ? even geheiligd als zijn Naam ? is zijn zwijgen en zijn zwijgen is zijn spraak. Zijn zien is blindheid en zijn blindheid is zien. Zijn doen is niet-doen en zijn niet-doen is doen. Ga naar huis en denk na'.

Teneergeslagen omdat zij hem kennelijk hadden ontstemd, gingen zij huns weegs, om de dag erop schoorvoetend terug te komen:'Met permissie, Rabbi', nam degene die ze daartoe hadden uitgekozen, beschroomd het woord, 'U zei gisteren tegen ons dat voor de Eeuwige, zijn Naam zij geheiligd, doen en niet-doen hetzelfde is. Maar hoe komt het dan dat hij zelf zijn doen en niet-doen van elkaar heeft gescheiden, toen hij op de zevende dag rust nam? En hoe kan hij, die alles met één ademtocht kan bewerkstelligen, moe worden en behoefte hebben aan rust? Kostte het werk van de schepping hem zoveel inspanning, dat hij zichzelf er met zijn stem toe heeft willen oproepen?' De anderen knikten instemmend bij dit betoog. En omdat de rabbi merkte hoe zij daarbij angstvallig in de gaten hielden of hij niet weer ontstemd zou raken, hield hij zijn hand voor zijn mond, zodat zij niet zouden merken dat hij achter zijn baard moest glimlachen, en zei:

Geplaatst met toestemming van vertaler Etienne Denneboom
(wordt vervolgd)